tijdens de Middeleeuwen waren 9 van de 10 mensen boeren; de meeste
hadden slechts één set kleding twee op zijn hoogst. Boeren maakten hun eigen kleding door wol te spinnen om draad te maken en vervolgens hun kleding te weven. Boeren mannen droegen tunieken met kousen of leggings over hun tuniek de mannen droegen een riem in de taille. Aan hun riem hadden ze soms een mes, een handtas en werkgereedschap. Boerenvrouwen droegen lange jurken gemaakt van goedkoop materiaal dat ruw en jeukend zou zijn. De jurken lieten uitslag en zweren achter waar het in contact kwam met hun huid. Zowel mannen als vrouwen droegen ondergoed gemaakt van ondergoed, hun ondergoed werd altijd gewassen, maar andere kleding werd nauwelijks gewassen. Boerenkleding was bruin en saai soms hadden ze grijzen of rood, maar nooit felle kleuren omdat kleurstof duur was. Ze droegen klompen of dikke schoenen van leer. Tijdens het koude weer droegen boeren schapenvacht en wollen kleding om warm te blijven omdat veel boeren stierven als gevolg van blootstelling aan de kou.